Het herontdekken, herwaarderen en actief toepassen van de
voorwaarden die het pijporgel maken tot een
ongeëvenaard muziekinstrument: dat is de missie die is terug
te vinden in alle activiteiten van ons bedrijf.
Na de oprichting van de orgelmakerij in 1903 door Hendrik Wicher
Flentrop was die herwaardering vooral gericht
op dispositie en intonatie.
Vanaf de jaren '30 richtten de herontdekkingen van Dirk Andries
Flentrop zich meer
en meer op mechanische tractuur en windladen en de heel nieuwe kijk op
klank die daarmee verbonden bleek.
Onder leiding van Johannes Anthonie Steketee werd in de jaren '70 het
accent verlegd naar het toepassen van
historische constructies, maatvoeringen en materiaalgebruik.
Cees van Oostenbrugge was in die periode vooral op technisch vlak een drijvende kracht bij deze zoektocht. Onder zijn directie werd besloten op zand te gaan gieten.
Tot op de dag van vandaag blijven we leren van het vele restauratiewerk. Het toepassen van onze ervaring en kennis in nieuw gebouwde orgels geeft een extra verdieping aan die kennis.
Hendrik Wicher Flentrop richtte in 1903 een piano- en
orgelhandel op in Zaandam.
Mede aanleiding hiertoe was zijn onvrede met het klankresultaat van een
ingrijpende verbouwing in 1900 van het
orgel in de Westzijderkerk te Zaandam, waar hij sinds 1893 organist
was.
Dit instrument was oorspronkelijk gebouwd door Johannes Duyschot en
voltooid in 1712.
Bij de ombouw in 1900 kreeg dit orgel een aan de smaak van de tijd
aangepaste dispositie en een
pneumatische tractuur.
In de eerste decennia werden naast onderhoudswerk vele restauraties,
overplaatsingen en uitbreidingen
van orgels uitgevoerd. In 1915 komt het eerste nieuw gebouwde orgel tot
stand.
In 1922 worden de eerste contacten gelegd met Albert Schweitzer en doet
het gedachtengoed van de
Orgelbewegung zijn intrede in het denken over orgels bij vader (H.W.)
en zoon (D.A.) Flentrop.
Was aanvankelijk de aandacht vooral gericht op dispositie en intonatie
om het klankideaal te bereiken,
later drong ook het besef door dat de mechanische tractuur en
(sleep-)lade essentieel zijn.
Zoon Dirk Andries deed vanaf 1927 ervaring op in de orgelbouw
bij verschillende buitenlandse bedrijven,
voordat hij bij zijn vader in dienst trad.
Voor zijn latere werk is vooral zijn stage bij Frobenius in Denemarken
van belang geweest.
In 1940 nam D.A. Flentrop het bedrijf van zijn vader over.
In de jaren hiervoor was reeds een aantal restauraties uitgevoerd, met
als uitgangspunt dat het
oorspronkelijke instrument niet aan de muzikale smaak van het moment
mocht worden aangepast.
Dat leidde tot opzienbarende resultaten.
Een voorbeeld is de restauratie in 1939 van het koororgel in de Grote-
of St. Laurenskerk te Alkmaar,
een instrument gebouwd door Johan van Covelens in 1511.
Vanaf 1943 werd gekozen voor het klassieke, mechanische orgel als
uitgangspunt bij nieuwe instrumenten.
Omdat men de opnieuw uitgevonden constructie nog te risicovol achtte in
een tropisch klimaat,
werd in 1948 - bij uitzondering - nog één
niet-mechanisch orgel gemaakt.
Daarna werden uitsluitend mechanische orgels gebouwd.
Als directe consequentie van deze keuze werd tevens een eigen
pijpenmakerij opgestart.
Met de keuze voor het klassieke orgel vervulde Flentrop in Nederland
een voortrekkersrol, die ook leidde
tot erkenning in het buitenland.
De kennis die met de restauratie van het grote Schnitger-orgel in de
Laurenskerk in Alkmaar (1949) en de reconstructie van het orgel van
Schnitger in de Grote kerk in Zwolle (1953)
werd vergaard, was richtingbepalend voor de nieuw gebouwde orgels in de
jaren '50.
De ervaring in het toepassen van deze kennis leidde tot een verdere
verdieping daarvan en een meer
eigentijdse stijl in de jaren '60.
In deze periode ontstond de gelegenheid om veel instrumenten in het
buitenland te bouwen,
waarbij de nadruk lag op de Verenigde Staten.
De waardering voor de invloed die D.A. Flentrop op de ontwikkeling van
de orgelbouw in Amerika heeft gehad,
kwam tot uitdrukking in het verlenen van twee eredoctoraten.
Naast de bouw van nieuwe instrumenten werden ook vele restauraties
uitgevoerd, waaronder die van de beide
orgels in de Kathedraal van Mexico Stad.
In 1976 werd J.A. Steketee de opvolger van D.A. Flentrop.
Hij was in 1958 begonnen als leerling-orgelmaker in het bedrijf.
Eén van de eerste projecten die onder zijn directie tot
stand kwamen, was de reconstructie van het
Duyschot-instrument van 1712 in de Westzijderkerk te Zaandam.
Bij restauraties en nieuwe instrumenten werd in de jaren die volgden
steeds meer aandacht gegeven aan
het herstellen of realiseren van juiste verhoudingen en maatvoeringen,
zoals die in klassieke instrumenten
te vinden zijn. Consequent werden steeds meer onderdelen van het orgel
betrokken bij het proces om de
beoogde kwaliteit te kunnen realiseren.
Onder zijn bewind werd het buitenland voor Flentrop een stuk groter:
behalve in de Verenigde Staten,
waar het orgel voor de Holy Name Cathedral in Chicago natuurlijk tot de
verbeelding spreekt,
werden orgels gebouwd en gerestaureerd in Taiwan, Riga, Tokio,
Dunblane, Kazan en Yerevan.
In Nederland werden belangrijke restauraties uitgevoerd in onder andere
de Westerkerk in Amsterdam,
het Concertgebouw in Amsterdam, en de Sint Jan in Den Bosch.
Cees van Oostenbrugge trad in 1969 in dienst van het bedrijf
als leerling-orgelmaker.
In 1998 volgde hij J.A. Steketee op als directeur. Aangezien hij vele
jaren betrokken was geweest bij
de voorbereidingen van nieuwe instrumenten en restauraties, mag het als
vanzelfsprekend beschouwd worden
dat de klassieke lijn zonder meer doorgetrokken werd.
In deze lijn past ook het resultaat van de restauratie van het
koororgel in de Grote- of St. Laurenskerk te Alkmaar.
De restauratie van dit orgel, in 1511 gebouwd door Jan van Covelens,
bevatte veel reconstructieve elementen,
waarbij het sporenonderzoek een zeer grote rol speelde bij het tot
stand komen van het klinkend resultaat.
Opmerkelijk is dat in hetzelfde jaar (2000) ook
de herbouw van het laatste orgel van Schyven uit 1907 in de
Petrus en Pauluskerk te Oostende (België) gereed kwam. Grotere
tegenstellingen in één werkplaats zijn
nauwelijks denkbaar: het oudste bespeelbare orgel in Nederland en een
vanuit een industriële
gedachte gebouwd instrument werden elk op hun eigen, uiteenlopende
kwaliteiten beoordeeld en behandeld.
Cees overleed in actieve dienst op 10 december 2008, enige tijd voordat hij met pensioen zou gaan.
Adjunct-Directeur Frits Elshout begon zijn carrière
bij Flentrop in 1971 als pijpenmaker.
Onder zijn leiding werden in de jaren '70 voor het eerst in eigen
beheer complete tongwerken vervaardigd.
In de loop der jaren verwierf hij op dat gebied buitengewone kennis en
vaardigheden.
Later werkte hij als intonateur bij vele grote en kleine projecten.
De opmerkelijke resultaten die hij bij verschillende orgels wist te
behalen, leidden er in 1998 toe dat hij
als adjunct-directeur de supervisie kreeg over de klankgeving.
Van januari 2009 - januari 2016 werkte Frits als Algemeen Directeur.
Algemeen directeur, in dienst sinds 1998 en kwam korte tijd daarna, na de diverse afdelingen van het bedrijf te hebben leren kennen, op de tekenkamer te werken.
Als assistent van Cees van Oostenbrugge werkte hij intensief mee aan de werkvoorbereiding van vele projecten, waarbij veel kennis die de afgelopen decennia is vergaard is overgedragen.
Vanaf januari 2009 was hij adjunct-directeur onder Frits Elshout. Sinds januari 2016 is hij algemeen directeur.
De rol van muziek
Het beoefenen van muziek, kerkmuziek in het bijzonder, heeft bij alle
bovengenoemde personen een rol van
betekenis gespeeld.
Was H.W. Flentrop eerst organist in de Hervormde Kerk van Koog aan de
Zaan, vanaf 1893 was hij dat van
de Westzijderkerk in Zaandam.
D.A. Flentrop is een groot aantal jaren organist geweest in de
Hervormde Kerk van Westzaan,
zoals J.A. Steketee dit was in de St. Jozefkerk te Zaandam.
Cees van Oostenbrugge was organist van de Hervormde kerk
van Zaandam, waarbij ook het orgel
van de Westzijderkerk tot zijn werkterrein behoorde.
Ook Frits Elshout is organist in Zaandam.
Erik Winkel is vooral als amateur-zanger en continuo-organist actief.